deel 13
Simon kwam beneden. Hij zoende haar.
'Igor ligt in z'n bedje,' zei hij trots.
'Fijn,' zei Dora.
'Het is zo'n schat,' zei Simon. 'Hij ging liggen en sliep meteen.'
'Ja,' zei Dora.
Ze schepten op met tranen in hun ogen.
'Het valt vast wel mee,' zei Simon flink.
'Ja,' zei Dora.
Ze aten de aardappeltjes, het vlees en de boontjes langzaam op. Ze keken ernstig en zorgzaam naar elkaar.
'Lieverd,' zei Simon, 'ik hou van je, vergeet dat niet.'
'Ik hou ook van jou,' zei Dora, terwijl ze de borden afruimde. 'Wil je nog koffie?'
'Nee, ik ga even bij de Korte langs om hem nog wat dingen te vragen,' zei Simon.
'Ja, dat is goed, lieverd,' zei Dora. 'Ga jij maar even bij hem langs. Misschien krijg je wat meer van hem te horen.'
Ze waste en droogde af en ging daarna zitten breien aan een trui voor Simon. Ze breide veel truien in die tijd. Lekker met haar voeten op de kachel. De televisie was nog in het stadium van sporadische testuitzendingen en de telefoon gebruikten ze alleen voor noodgevallen. Ze luisterden af en toe wel eens naar de radio, maar Doortje hield ook erg van stilte.
Ze breide een uur achter elkaar helemaal in trance verder aan die trui. Toen hoorde ze de voordeur in het slot vallen. Simon was weer thuis.
'En, wat zei die?' vroeg ze meteen toen hij binnen kwam.
'Nou ja, dat Igor gehandicapt is, geen normaal kindje, verder niks. We moeten het laten onderzoeken, zei die. Hij had niet zoveel tijd.'
Simon zag er een beetje ontdaan uit.
'Nou weten we nog niks,' zei hij met een trillende stem.
Dora legde haar breiwerk weg, pakte zijn hand en streelde die zachtjes. Simon boog z'n hoofd en legde het op haar borst neer. Hij zuchtte diep en liet toen zijn tranen vrijelijk stromen. Dora hield hem in haar armen als een klein kind en zelf huilde ze ook een partijtje mee. Het werd een hele natte boel en toen ze uitgehuild waren, moesten ze wel een beetje lachen om elkaars behuilde gezichten. Maar ze waren samen en dat was het enige wat telde...
De volgende dag ging Simon niet naar z'n werk. Hij lag maar een beetje te huilen in zijn lange rotanstoel, met een warme, grijze trui aan die Dora zelf met een grote pennenstreek had gebreid voor hem. Dora bracht kopjes thee en beschuitjes.
Hij keek haar aan met een blik van 'Wat moet ik hier?' Ze was bang dat hij haar alsnog zou beschuldigen.
'Schat, ik vind het zo erg dat ik je zo'n kind heb geleverd,' zei ze zachtjes tegen hem, terwijl ze zijn trui streelde.
'Zo'n kind? Hoe bedoel je, zo'n kind?' vroeg hij verbaasd.
'Nou, Igor natuurlijk,' zei Dora.
'Waarom zeg je 'zo'n kind'? Dat klinkt zo... net alsof hij niet van ons is,' zei Simon een beetje geërgerd.
'Nee, dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat hij gehandicapt is,' legde Dora uit.
'Gehandicapt, gehandicapt, ik geloof er helemaal niks van...' bromde Simon voor zich uit.
'Nou, dan geloof je het maar niet. Dokter de Korte zal toch niet zo maar wat gezegd hebben?'
Simon wilde verder niet meer praten. Hij ging liggen lezen en stak om de haverklap een nieuwe rode Bastos op, zijn merk sigaret. Dora liet hem maar met rust. Hij moest het allemaal op zijn manier verwerken.
Dora zag Simon de hele dag in die stoel hangen. Ze bracht hem te eten en te drinken en liet hem verder met rust. Eén keer keek hij haar aan alsof hij zeggen wilde:
'Wat doe jij hier? Je hebt m'n hele leven verpest. Ik wou dat ik nooit met je getrouwd was.'
Ze liep naar hem toe, zakte door haar knieën, legde haar hoofd op zijn borst, streelde zijn wollen trui en zuchtte diep. Wat moest ze zeggen? Dat het haar ook zo'n verdriet deed dat Igor...? Dat zij het liefst ook de hele dag in een stoel zou willen hangen en huilen? Wat zei je tegen elkaar in zo'n geval? Wat kon je zeggen?
Ze voelde zijn ademhaling onder haar oor op en neer gaan. Ze rook zijn vertrouwde sigarettenlucht vermengd met de geur van de wollen trui die ze zelf voor hem gebreid had.
'Je bent toch niet boos op me, hè?' vroeg ze zachtjes.
'Nee,' zei hij met een afwerende stem, terwijl hij haar afwezig door haar haren streelde.
'Maar wel een beetje hè?' zei ze weer.
'Nee hoor, hoe kan ik nou boos op je zijn?'
'Als je niet met me getrouwd was, had je nou lekker kunnen schilderen en met je vrienden op stap kunnen gaan. Dan was je vrij geweest en had je geen problemen gehad met een kind dat...'
Hij kreeg een kleur. Ze had zijn gedachten geraden. Niet voor het eerst. Hij kon nooit iets voor haar verborgen houden en hij wist niet of hij dat nou fijn moest vinden of niet.
Hij lachte verlegen.
Dora haalde haar hoofd van zijn borst en keek hem recht in zijn gezicht.
'Daar dacht je aan hè? Heb ik gelijk of niet?'
'Ja,' zei Simon met een verontschuldigend lachje. 'Je hebt gelijk.'
Hij zuchtte, voordat hij een nieuwe sigaret opstak. Hij inhaleerde de rook diep in z'n longen en blies langdurig uit alsof hij voor de tweede keer zuchtte.
Dora stond op, met pijnlijke knieën van het op haar hurken zitten naast Simon's stoel.
Nog maar een paar dagen geleden had hij gezegd:
'We zijn samen, dat is het belangrijkste.'
Ze hoorde het hem nog zeggen.
En nu? Nu waren ze allebei alleen met hun verdriet. Zo veranderlijk was alles. Dora ging maar weer wat doen. Zolang Simon in deze bui bleef, konden ze toch niet dichter bij elkaar komen. Het zou wel weer overgaan.